Waterloo 2015 – 200e Verjaardag van de Slag bij Waterloo

Waterloo2015

De Slag bij Waterloo was een veldslag bij Waterloo, een plaatsje destijds gelegen in de Zuidelijke Nederlanden, tegenwoordig in BelgiëNapoleon Bonaparte werd hier op 18 juni 1815 definitief verslagen door een combinatie van enerzijds Britse en Nederlandse en anderzijds Hannoverse en Pruisische legers, onder leiding van respectievelijk de hertog van Wellington en generaal Gebhard Leberecht von Blücher.

In 1814 was Bonaparte na een reeks nederlagen (Slag bij Leipzig en een aantal nederlagen in Frankrijk) naar het eiland Elba verbannen. Daar volgde hij met interesse het gekrakeel dat in Wenen over de landverdeling in Europa was losgebarsten. Hij begreep dat voor hem nog niet alles verloren was. Op 26 februari 1815 ontsnapte hij van het eiland, en op 1 maart arriveerde hij met een legertje van 800 man in het Franse havenstadje Golfe-Juan. Snel trok hij met zijn persoonlijke garde op naar het noorden, richting Parijs. Maarschalk Michel Ney, aanvoerder van het Franse leger en voormalig maarschalk onder Napoleon, werd opgeroepen om de keizer tegen te houden, maar liep met zijn gehele leger over naar zijn voormalige leider.

Op 20 maart zetelde die weer in zijn keizerlijk paleis. Na de verbanning van Napoleon naar het eiland Elba hadden de geallieerden hun legers teruggetrokken naar de zuidelijke Nederlanden. Daar maakten Wellington, Blücher en de Prins van Oranje zich nu op voor een nieuwe confrontatie met Napoleon en rukten op richting Frankrijk. Napoleon wilde zijn vroegere keizerrijk echter heroveren, en wel zo snel mogelijk, eer de andere staten in Europa klaar waren om Frankrijk binnen te vallen en hem weer gevangen te nemen. Hij mobiliseerde in twee maanden tijd een leger van 250.000 manschappen en trok met 123.000 daarvan naar de Frans-Belgische grens. Op 14 juni stak hij die over. Met zijn opmars viel hij aan op het punt waarop het Pruisische en het Brits-Nederlandse leger onder de Hertog van Wellington aan elkaar grensden, traditioneel een zwak punt.

Aan de Slag bij Waterloo gingen op 16 juni twee andere veldslagen vooraf: zo stuitte hij op het Pruisische leger van Blücher, dat in de Slag bij Ligny tot de terugtocht gedwongen werd. Blücher hield echter zijn leger intact. Tegelijkertijd werden Anglo-Nederlandse troepen bij Quatre-Bras aangevallen – zie hiervoor Slag bij Quatre-Bras – door een Franse overmacht onder maarschalk Ney; Ney was echter te voorzichtig, en tegen de tijd dat hij zijn aanval wilde doorzetten was het Anglo-Nederlandse leger al zo goed als ontkomen richting Waterloo.

De nacht van 17 op 18 juni regende het nog altijd. De lössachtige grond veranderde in bruine modder. Dat was de reden dat Napoleon de volgende dag pas om halftwaalf het sein tot de aanval gaf. Maar ook toen was het nog te nat om artillerie snel te kunnen verslepen. Mede daardoor slaagde Napoleons broer Jérôme Bonaparte er niet in de kasteelboerderij Hougoumont in te nemen. Die aanval was een afleidingsmanoeuvre voor de centrale aanval die omstreeks twee uur ’s middags door maarschalk Ney tegen Mont-Saint-Jean werd ingezet. Echter, op bevel van Jerôme werden meer en meer Franse troepen tegen Hougoumont ingezet. Het gevolg was dat de geallieerden niet gedwongen waren hun linies te verzwakken om Hougoumont te versterken, maar juist de Fransen meer en meer troepen in deze sector verloren.

Aan de aanval ging een incident vooraf dat een belangrijke invloed had op het aanzien van het Nederlandse leger bij de Engelsen. De brigade van Bylandt, die bij Quatre-Bras reeds forse verliezen had geleden, was tot stomme verbazing van vele ooggetuigen en geschiedschrijvers vóór de geallieerde linie opgesteld. Ze stonden zo open en bloot voor de Fransen, terwijl de rest van het geallieerde leger achter de heuvelkam stond. Bovendien waren de flanken ongedekt. Anders dan in de latere mythe is neergelegd, werd de Brigade Bylandt overigens wel op tijd teruggetrokken achter de heuvelkam, en heeft ze uiteindelijk weinig verliezen geleden.

Ondertussen werd er door de Fransen een ‘Grande Batterie’ verzameld van 76 kanons. Omstreeks 1 uur ’s middags barstte het bombardement van dit geschut los. Het bombardement had minder effect dan verwacht: de Britten en Nederlanders stonden beschut achter de heuvelkam opgesteld, en hadden zelfs het bevel gekregen te gaan liggen. De zeer drassige grond heeft mogelijk bijgedragen aan het geringe effect van de artillerie: scherven bleven erin steken, en massieve kogels stuiterden niet zoals op harde grond.

Aanval van d’Erlons

Kaart van de campagne

Kaart van de slag

Bronzen standbeeld van Napoleon vlak bij de Leeuw van Waterloo, België.

Bronzen standbeeld van Napoleon vlak bij de Leeuw van Waterloo, België.

Napoleon gaf bevel tot een aanval door de vier divisies van d’Erlons 1e legerkorps, samen zo’n 16.000 man, op de geallieerde linkervleugel. In vier gigantische aanvalscolonnes marcheerden zijn troepen voorwaarts.

De aanval was gericht op de zwakkere oostflank van de geallieerden. De aanval kwam dus recht op de brigade van Bylandt af. In tegenstelling tot wat Engelse historici beweren, zeggen ooggetuigenverslagen dat de brigade de Franse aanval zelfs enige tijd weerstaan heeft. Onder druk van de overmacht trokken ze zich terug achter de eerste Britse linie. Hier werden de ontplooide Franse colonnes tot staan gebracht door een tegenaanval van twee Britse infanteriebrigades van Pictons divisie, gesteund door de brigade van Bylandt en een andere Britse brigade.

Dit was voor Wellington het sein om zijn cavalerie een tegenaanval te laten uitvoeren (onder meer de Scots Greys). De twee Britse brigades zware cavalerie reden op de Fransen in, en de Fransen begonnen zich terug te trekken, wat uitmondde in een vlucht met de Britse cavalerie in de achtervolging. De Britse cavalerie werd overmoedig en wilde meteen ook maar de ‘grande batterie’ oprollen, maar die schoot terug. Ondertussen kwam er Franse cavalerie aangesneld en die sneed de Britten af van de rest van het geallieerde leger. Drie andere lichte geallieerde cavaleriebrigades, waaronder een Nederlandse, kwamen hen ontzetten. Resultaat was dat de geallieerde linie nog intact was, maar dat Wellington nog maar één grote formatie zware cavalerie over had: de Nederlandse brigade van Trip. Aan de Franse zijde zou het eerste legerkorps van d’Erlon echter een aantal uren nodig hebben om te hergroeperen.

De slag woedt voort

Aan het begin van de middag merkte Napoleon dat er nieuwe troepen op zijn rechterflank verschenen. Eerst dacht hij dat het maarschalk Grouchy was, die hij met 32.000 man achter Blücher en het Pruisische leger, dat hij verslagen waande, had aangestuurd. Al snel besefte hij echter dat het de Pruisen waren. Hij zond zijn reserve, het VI korps en twee cavaleriedivisies, samen 15.000 man, richting de Pruisen. Hierdoor had Napoleon op de garde na geen enkele infanteriereserve meer.

Het plan van Napoleon was om in het midden van het front de geallieerden met de cavalerie te bestormen, gevolgd door infanterie en artillerie om de geallieerden te verdrijven. Maar maarschalk Ney, die de hoofdaanval zou moeten coördineren, stuurde de cavalerie te vroeg het strijdperk in, zonder dat er nog infanterie- en artilleriesteun beschikbaar waren. De hoeve La Haye Sainte, die tussen Napoleon en het geallieerde leger in stond, was voor beide zijden van vitaal belang; hier werden de infanterie en artillerie van de Fransen tegengehouden.

Trompetten bliezen de aanval van de Franse cavallerie, en dwars door de modder trachtten Neys vijfduizend ruiters in het centrum de glooiing van de Mont-Saint-Jean te bestormen. Napoleon had dit terrein door zijn verrekijker wel bestudeerd, maar de steilte van de glooiing en het drassige karakter ervan waren hem ontgaan. Mede door de slechte staat van de grond kwam het niet tot een charge in galop, en had de aanval nooit het vereiste effect; de helling kon pas worden gepasseerd ten koste van vele gewonde en gesneuvelde manschappen en paarden. De Fransen brachten de Engelsen ook zware verliezen toe, maar de geallieerde infanterie groepeerde zich – zoals verwacht – in defensieve carrés en mede omdat de Franse cavalerie grotendeels verstoken bleef van steun van de infanterie en artillerie, kon de kern van het Engelse leger stand houden.

Ney bleef nieuwe troepen eisen, niet wetend dat Napoleon op zijn oostflank al door voorposten van de Pruisen werd aangevallen. De Franse reserve kon niet op tegen de Pruisische overmacht. Napoleon zette daarom zijn 10.000 man sterke jonge garde in. In felle straatgevechten in Plancenoit lukte het de Fransen nog steeds niet om de Pruisen terug te dringen. Hierdoor was Napoleon genoodzaakt om twee bataljons oude garde in te zetten. Wonder boven wonder lukte het de oude garde het tij te keren en werden de Pruisen voorlopig teruggedrongen.

Ondertussen slaagde Ney erin om onder dekking van de cavalerie met opgetrommelde infanterie de hoeve La Haye Sainte in te nemen. De King’s German Legion werd verdreven en de hoeve was van de Fransen. Ogenblikkelijk werden infanterie en artillerie-eenheden naar voren gebracht om de geallieerde carrés onder vuur te nemen en een doorbraak te forceren. De Prins van Oranje liet nog een tegenaanval ondernemen door enkele Hannoverse bataljons, die echter door Franse cavalerie werd afgeslagen. (Deze mislukte aanval droeg ook bij aan de negatieve berichtgeving over de Prins van Oranje en de Nederlandse troepen.) De Fransen hadden nog kans om te winnen, maar door het uitblijven van de troepen van Grouchy, die overeenkomstig Napoleons oorspronkelijke opdracht de Pruisen nog in noordoostelijke richting dacht te achtervolgen, waren zij nu in de minderheid.

De nederlaag van de Garde

Napoleon probeerde met een laatste krachtsinspanning de zege zeker te stellen, en gaf bevel voor nóg een stormloop. Hij wist dat hij door zijn reserves heen was, en zette zijn Keizerlijke Garde in. Om het moreel hoog te houden riep Napoleon: Grouchy, Grouchy is daar!, maar wetend dat het de Pruisen onder Blücher waren.

De geallieerde posities werden verdedigd door Engelsen, Hannoveranen en Brunswijkers. De Franse middengarde, hoewel in de minderheid, viel hen twee keer aan. De eerste keer ontstond er een gat in de geallieerde linie. Wellington raakte door zijn reserves heen, maar de verse Nederlandse 3e divisie, geleid door generaal David Hendrik Chassé, vulde het gat op. De eerste aanval van de middengarde verzandde in een vuurgevecht waarna beide partijen zich terugtrokken, maar de tweede aanval verliep voor de Fransen rampzalig: met een aantal kartetssalvo’s van de Nederlandse Rijdende Artillerie werd een ware slachting aangericht onder de Fransen, de Engelsen ontvingen de middengarde met een salvo, en de divisie van Chassé overrompelde hen met een bajonet-aanval.

Dit was een keerpunt in de slag, en een veel belangrijker Nederlands aandeel daarin dan dat van de Prins van Oranje. Chassé’s 3e divisie was in reserve achter de rechterflank opgesteld geweest, rondom het dorp Eigenbrakel. Al snel kwam het bevel om zich in reserve op te stellen achter het centrum van de geallieerde linie. Chassé merkte dat de Britse troepen vóór hem op de vlucht sloegen en de Artillerie niet langer vuurde. Hij zag al snel dat Napoleon de Keizerlijke Garde op het centrum afstuurde en gaf het bevel aan zijn artillerie om positie te nemen en de vijand onder vuur te nemen, terwijl hij intussen de brigade van kolonel Detmers in colonnes liet opstellen voor de tegenaanval. Na enige beschietingen over en weer braken het moordende vuur van kapitein Krahmer de Bichins batterij rijdende artillerie en de kracht van Detmers bajonettenbrigade de aanval van de beroemde Garde en dreven haar toen op de vlucht.] De brigade van Detmers zette de aanval door, verdreef de Franse garde van een laatste positie bij La Haye Sainte en achtervolgde de vluchtende Fransen tot aan het Maison du Roi bij Plancenoit, waar ze Pruisische troepen tegenkwamen. De terugtocht van de Franse garde eindigde in een wilde vlucht, die oversloeg op de rest van het Franse leger. Daarop beval Wellington de algehele opmars van het geallieerde leger.

Ondertussen waren ook de Pruisen weer doorgedrongen tot Plancenoit. Dat dorpje werd verdedigd door ongeveer 20.000 Fransen van Lobaus VI korps, twee cavaleriedivisies, de acht bataljons van de Jonge Garde en twee bataljons van de Oude Garde tegen ongeveer 30.000 Pruisen. De Fransen hielden de verdediging ongeveer een uur vol voordat ze door een gigantische Pruisische tegenaanval en bloedige straatgevechten uit Plancenoit werden gedreven. De laatste eenheid die vluchtte was de Oude Garde die de kerk en het kerkhof verdedigde. De Franse verliezen waren verschrikkelijk. Het Eerste bataljon Tirailleurs van de Jonge Garde bijvoorbeeld verloor die dag 92% van zijn mannen aan doden en gewonden.

De Oude Garde, de meest geharde soldaten van allemaal en nog altijd trouw aan Napoleon, dekte de aftocht van hun keizer. In perfecte formaties wisten zij nog een aantal aanvallen van de geallieerden af te slaan alvorens zich al vechtend terug te trekken. Generaal Pierre Cambronne, uitgedaagd om zich over te geven, zou toen de historische woorden hebben gesproken: “De garde sterft, maar geeft zich niet over!” (een andere variant is dat hij zich beperkte tot een kort maar krachtig antwoord: “Merde!” In werkelijkheid werd hij gevangengenomen door de Britse generaal Halkett. De laatste twee carrés van de Oude Garde vormden een levend schild voor Napoleon en zijn staf. Deze carrés waren het Eerste Regiment Grenadiers en het Eerste Bataljon van het Eerste Regiment Jagers, de beste soldaten van het Franse leger.

Deze carrés wisten tezamen met de nog resterende Franse cavaleriebrigades alle aanvallen van de geallieerden af te slaan. Het laatste carré Jagers van de Keizerlijke Oude Garde dat de aftocht dekte, werd geleid door de Rotterdamse kolonel Jan Coenraad Duuring. Napoleon bevond zich hier een geruime tijd in alvorens hij zijn soldaten moest verlaten om naar Parijs te rijden – hij vreesde een opstand van de Parijzenaars.

De Nederlandse 3e Divisie en enkele Nederlandse cavalerie-onderdelen, die de Fransen tot ver achter hun linies had achtervolgd, ontmoetten achter de Franse beginposities de Pruisen en hielden halt. De Pruisen namen de achtervolging van hun uitgeputte Nederlandse collega’s over.

Na de slag

De monumenten en de Leeuw van Waterloo

De monumenten en de Leeuw van Waterloo

De monumenten en de Leeuw van Waterloo

De monumenten en de Leeuw van Waterloo

De Leeuw van Waterloo en de plek waar de prins van Oranje gewond raakte

De Leeuw van Waterloo en de plek waar de prins van Oranje gewond raakte

Het Franse leger verliet het slagveld in volledige chaos en trok zich via Charleroi terug over de Franse grens. Napoleon keerde terug naar Parijs, dat hij op 21 juni 1815 bereikte, maar hij werd niet meer als keizer erkend. Een paar weken wachtte hij werkloos op het landgoed Malmaison bij Parijs. Een poging om naar Amerika te vluchten werd verijdeld omdat de Engelsen alle havens hadden afgegrendeld. Vervolgens vroeg hij politiek asiel aan in Engeland. Hij probeerde dat op diplomatieke wijze: Laat ik mij onderwerpen aan de edelmoedigste van mijn vijanden.

Napoleon kreeg asiel van de Britten, maar anders dan hij had verwacht. Hij werd als gevangene aan boord van het marineschipNorthumberland vervoerd en na een tocht van 70 dagen afgezet op het afgelegen, verlaten Britse eiland Sint-Helena, in het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan. Nog zes jaar bracht Napoleon daar door voordat hij op 5 mei 1821 stierf. In 1840 werd zijn stoffelijk overschot naar Parijs overgebracht, en bijgezet in de Dôme des Invalides.

Roermond 200 jaar Nederlands

Morgen 12 mei is het precies 200 jaar geleden dat Roermond tot Nederland ging behoren. Op die dag in 1815 nam de commissaris-generaal van de Koning der Nederlanden, Johan Gijsbert Verstolk van Soelen, namens zijn landsvorst een groot aantal gebieden op de rechter Maasoever in bezit, waaronder Roermond. In zijn proclamatie tot de bevolking beloofde hij de nieuwe Nederlanders een gelukkige toekomst. Zijne Majesteit zou voor hen dezelfde genegenheid koesteren die ook zijn andere onderdanen dagelijks ondergingen.

Door de gemeente Roermond

Aan deze inbezitneming was veel vooraf gegaan. Na de nederlaag van Napoleon in de Grote Volkerenslag bij Leipzig in oktober 1813 moest de Franse legermacht zich terugtrekken uit de bezette gebieden. De laatste Fransen verlieten op 13 januari 1814 (na een bezetting van maar liefst twintig jaar) de stad Roermond. Enkele dagen daarna trokken de geallieerde legers van Pruisen, Oostenrijk en Rusland door Roermond. De stad werd voortaan met een groot deel van het aanpalende Rijnland bestuurd door een geallieerde gouverneur-generaal.

Tijdens lange onderhandelingen met de grote Europese mogendheden werd het lot van de Zuidelijke Nederlanden bepaald bij een drietal verdragen, met als laatste de Slotakte van het Congres van Wenen van 9 juni 1815. Het resultaat was het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, een samengaan van het huidige België en Nederland. Het Groothertogdom Luxemburg werd privé bezit van Willem I.

Het Koninkrijk spatte al in 1830 uiteen. Na de opstand in Brussel in augustus 1830 kreeg België een Voorlopig Bewind. Roermond heeft zich daar in oktober 1830 bij aangesloten. België werd in de zomer van 1831 een zelfstandig koninkrijk met als koning Leopold I. Hij werd dus ook voor Roermond de nieuwe landsheer. De rechtbank sprak recht in zijn naam. Uiteindelijk keerden in 1839 Oost-Limburg en dus ook Roermond terug in het Noord-Nederlandse staatsbestel. Wel kwam er in dat jaar een knellende band van Limburg met de Duitse Bond, een vereniging van Duitse vorsten en steden. Het was een vorm van dubbele nationaliteit, immers in principe zou aan het Bondsleger en aan belastingen moeten worden bijgedragen. Het lidmaatschap van die Bond heeft geduurd tot 1867.

Nog in de twintigste eeuw volgde een periode waarin de Nederlandse status van Roermond (weer) ter discussie kwam. Op 9 september 1944 werden de gebieden op de oostelijke oever van de Maas politisch und verwaltungsmäßig ingelijfd bij het Duitse Rijk. Doel hiervan was een verdedigingswal op te werpen voor nazi-Duitsland. Die verkapte annexatie heeft geduurd tot de bevrijding van Roermond op 1 maart 1945.

De verbondenheid met Nederland is in Roermond na de invoering van de democratische Grondwet van 1848 nooit meer serieus ter discussie gesteld. Voor zover er nog enige twijfel was over de aanwezigheid in het ‘Hollandse’ staatsbestel, verdwenen die laatste gevoelens als sneeuw voor de zon tijdens de Eerste Wereldoorlog. Terwijl aan de nabije grenzen een gruwelijke oorlog werd uitgevochten, bleef er vrede in Roermond dankzij de neutrale status van Nederland. Op 12 mei 1915 herdacht de Roermondse gemeenteraad daarom in een bijzondere zitting de inbezitneming in 1815. Burgemeester Julius Sanders hield een doorwrochte toespraak waarin hij de belangrijkste momenten uit de stadsgeschiedenis noemde. Daarna vergeleek hij de toenmalige ‘Europeesche oorlogsbrand’ met de oorlogen die er aan het einde van het Franse regime waren gevoerd. Aan het slot bracht hij hulde aan de Koningin. Op zijn voorstel zond de gemeenteraad haar een telegram met de tekst: ‘De Gemeenteraad van Roermond in plechtige zitting vergaderd, ter dankbare herinnering van het feit, dat op den twaalfden Mei 1815 de stad Roermond aan Uw Doorluchtigen Voorvader Zijne Majesteit Koning Willem I in souvereiniteit werd overgedragen, wenst van de gelegenheid gebruik te maken om zijn eerbiedige hulde van trouw en verknochtheid Uwer Majesteit en Uw Koninklijk Huis aan te bieden. Waar weleer in troebele tijden Uw Doorluchtigen Voorzaat Zijne Majesteit Koning Willem met wijs beleid en vaste hand het schip van staat wist te besturen, is het in deze ernstige spanne tijds de vurige wensch en de innige bede van den Raad dat de Allerhoogste Uwe Majesteit voortdurend wijsheid en kracht moge verleenen om het dierbare Vaderland te blijven voeren op de banen van vrede, voorspoed en geluk. Dat geve God.’

de gemeenteraad uit 1915

De gemeenteraad van Roermond bijeen op 12 mei 1915 ter viering dat Roermond honderd jaar bij Nederland hoorde. De personen op deze foto zijn (van links naar rechts): E.W. Smitshuysen, P.J. Severijns, Johs. van Andel Kzn., J.J.H. Oor, A.W.E. Kwisthout, W. Evers, J.H. Telders, P.H. Willemsen, J.L.Th. Sanders, burgemeester, F. Adriaanse, secretaris, dr. P.J.H. Cuypers, J.E.L.M. Stijns, arts, J.G. Ronden en J.M.H. Baert. Op de achtergrond de bodes J. Driessen, Th.H. Pubben en gemeentearchivaris J.A.C. Pijls. GAR, Beeldbank.

Bron

Äöpening Vastelaovend sezoen 2014-2015

Dinsdag 11 november, de elfde van de elfde, werd op het Munsterplein in Roermond de ‘Remunjse vastelaovend’ traditioneel geopend door de Stadtsgarde middels elf kanonschoten. Dit gebeurde in aanwezigheid van tal van vastelaovesvierders en hoogwaardigheidsbekleders van diverse Roermondse vastelaovesverenigingen (o.a D’n Uul, de Veldjmuus en Katers). Ook het College van B&W was voltallig aanwezig.


Copyright © 2015 TVEllef